Als opvolger voor de Pagode-SL verscheen in 1971 de derde generatie W107. Dot ontwerp kwam opnieuw van Freidrich Geiger. De R 107 was maar 10,5 cm langer dan zijn voorganger, maar het leek veel meer. Uiteraad was voor de nieuweling ook weer een losse hardtop leverbaar. De grote SL-grille (nu onderdeel van de motorkap) met de ster in het midden bleef, maar de koplampen waren nu in de breedte gevormd. Dit zou voor de komende jaren het handelsmerk van de nieuwe Mercedes Benz modellen worden. Ook nieuw waren de geribbelde achterlichten. Deze vorm moest ervoor zorgen dat de lichten ook bij vervuiling goed zichtbaar bleven. Deze vinding werd ook bij de latere lomousines toegepast. Anders dan bij de 190SL en de 230SL werd voor de R107 een geheel eigen platform ontworpen met een gesloten cardantunnel een doosvormige langs- en dwarsdragers. Net als in zijn voortganger was ook in de R 107 veel passieve veiligheid toegepast. In 1971 kreeg de SL raodster R107 gezelschap van de SLC (C 107). De SLC was een op de roadster geemte Coupe met een vast dak en 36 cm langer vanaf de A-stijl. Karakterastiek voor de SLC waren de lamellen achter de laatste zijruit. Dat was omdat de achterste zijruit zich boven de wielkast bevond en er onvoldoende ruimte was om de gehele zijruit naar beneden te draaien. Daarom werd besloten voor een kortere zijruit met lamellen. De 280 SLC zou al in 1981, na 62888 geproduceerde eenheden, worden vervangen door de SEC.
Als gevolg door de oliecrisis van eind 1973 breidde Mercedes Benz in juli 1974 het programma uit met de 280 SL(C) met een zescilinder motor.